Hoe zorg je voor logische alineaverbanden?
Zorg ervoor dat het verband tussen alinea’s logisch is. Stel, je schrijft een tekst over ‘spijbelen’. Een van de deelonderwerpen is ‘oorzaken van spijbelen’. Je behandelt drie oorzaken. Die bespreek je in drie alinea’s. Per alinea belicht je een oorzaak. Dan is de lezer enorm geholpen als elke alinea begint met een duidelijk signaalwoord. Bijvoorbeeld: ‘De eerste oorzaak is’, ‘de volgende oorzaak is’, ‘de laatste oorzaak is’. Aan deze signaalwoorden kan hij onmiddellijk zien dat het verband tussen de drie alinea’s opsommend is.
Er zijn veel soorten alineaverbanden.
1 Chronologisch alineaverband
Een voorbeeld:
Alinea 1: Breng de inhoud van het zakje Thaise rijst in ruim water (eventueel met zout) aan de kook. Roer de rijst goed door en kook deze in 8 minuten gaar.
Alinea 2: Snijd de kipfilet in reepjes. Maak de lente- of bosuitjes schoon en snijd ze in stukjes van ongeveer 3 cm.
Alinea 3: Bak de kipfilet goudbruin in een koekenpan of wok, in 2 eetlepels hete olie.
Alinea 4: Blus alles af met 350 ml koud water en voeg de inhoud van het zakje Siamsaus toe. Roer het geheel goed door en laat het 1-2 minuten koken.
Alinea 5: Voeg de lente- of bosuitjes en de cashewnoten toe en laat ze even meeverwarmen.
Alinea 6: Serveer de kip en de rijst apart.
In die gebruiksaanwijzing krijg je puntsgewijs een instructie hoe je Kip Siam moet bereiden. Van alinea 1 tot 6 is er sprake van een chronologisch verband, want de opsomming is naar tijd gerangschikt. Je doet er verstandig aan om die tijdsvolgorde aan te houden, anders krijg je een onsmakelijk resultaat.
Ook bij een historische behandeling van een onderwerp is een chronologisch verband mogelijk. Wanneer je bijvoorbeeld het antisemitisme behandelt, kun je beginnen in de middeleeuwen en eindigen in de 21e eeuw.
Het chronologisch verband kun je het beste aangeven met signaalwoorden als toen, hierna, daarna, vervolgens, eerst, voordat, nadat, terwijl en intussen. Zet die woorden in de kernzin. Soms kondig je aan dat je het onderwerp chronologisch gaat behandelen of je geeft dat aan in een terugblik.
Bijvoorbeeld:
‘Ik zal hieronder het antisemitisme vanaf de middeleeuwen tot en met de 21e eeuw bespreken.’ (Vooruitblik)
‘Hierboven heb ik het antisemitisme vanaf de middeleeuwen tot en met de 21e eeuw besproken.’ (Terugblik)
2 Opsommend en tegenstellend alineaverband
Een voorbeeld:
Alinea 1: Het rookverbod in cafés kent zowel voor- als nadelen. Ik zet ze even op een rijtje:
Alinea 2: Voordeel 1
Alinea 3: Voordeel 2
Alinea 4: Voordeel 3
Alinea 5: Nadeel 1
Alinea 6: Nadeel 2
In dat voorbeeld zijn alinea 2, 3 en 4 opsommend verbonden, evenals alinea 5 en 6. Tussen alinea 2, 3 en 4 (de voordelen) en alinea 5 en 6 (de nadelen) vind je een tegenstellend verband. Behalve tussen voor- en nadelen kunnen er ook opsommende en/of tegenstellende verbanden zijn tussen perioden, redenen, soorten, onderdelen, verklaringen of argumenten pro of contra.
Help de lezer/luisteraar door het opsommend verband met de volgende signaalwoorden aan te geven: ten eerste, ten tweede, ten derde, vervolgens, bovendien, ook , nog, verder, een andere, vervolgens en ten slotte. Zet die woorden in de kernzin. Geef het tegenstellend verband aan met signaalwoorden als: maar, echter, evenwel, daarentegen, niettemin, hoewel en toch.
Je kunt natuurlijk ook in een vooruitblik of terugblik duidelijk maken dat er sprake is van een opsomming en/of tegenstelling.
3 Toelichtend alineaverband
Alinea 1: Het ‘halo-effect’ treedt op als je iemand te gunstig beoordeelt, doordat je onbewust het oordeel over één afzonderlijke eigenschap laat gelden voor de gehele persoon. (Moeilijke omschrijving van een abstract begrip)
Alinea 2: Wanneer mensen bijvoorbeeld knap, goed verzorgd en goedlachs zijn, worden ze in het algemeen als ‘intelligent’ beoordeeld, hoewel er praktisch geen of helemaal geen relatie bestaat tussen die eigenschappen en intellectuele kwaliteiten. (Concreet voorbeeld)
Tussen alinea 1 en 2 is er sprake van een toelichtend verband, want de schrijver licht het moeilijke begrip ‘halo-effect’ uit de eerste alinea toe met een concreet voorbeeld in de tweede alinea. Je kunt ook iets verduidelijken met een vergelijking. Je kunt bijvoorbeeld de drugsproblematiek in België vergelijken met die in Nederland om een bepaalde overeenkomst duidelijk te maken.
Er is ook sprake van een toelichtend verband wanneer je een term die je in de ene alinea gebruikt (bijvoorbeeld remperiode) omschrijft of definieert in de andere alinea, waardoor de lezer weet wat er wel of niet mee wordt bedoeld.
Bijvoorbeeld: De term ‘rem’ in remperiode staat voor ‘rapid eye movement’, oftewel vlugge oogbeweging. Ieder mens heeft tijdens zijn slaap een aantal remperiodes. Tijdens die periodes bewegen de ogen zich achter de gesloten oogleden relatief snel heen en weer, men slaapt zeer diep en droomt ook.
Duid het toelichtend verband aan met signaalwoorden als: bijvoorbeeld, ter illustratie, in vergelijking met, vergeleken met, zoals, net als, evenals, soortgelijk, onder (…) versta ik, ik bedoel met (…), we spreken van (…). Je kunt natuurlijk ook aankondigen dat je een moeilijk begrip gaat toelichten met een voorbeeld, vergelijking, omschrijving of definitie.
4 Oorzakelijk alineaverband
Een voorbeeld:
Alinea 1: Het aantal zeehonden voor de Belgische kust is de laatste jaren sterk verminderd. (Gevolg)
Alinea 2: Een deel van die teruggang heeft te maken met de achteruitgang van het garnalenbestand (vooral jonge zeehonden hebben veel garnalen nodig), die misschien weer veroorzaakt is door de toename van jonge kabeljauwen, die wellicht de opengevallen plaats van de overbeviste haringen innemen. (Oorzaken)
Hier is sprake van een oorzakelijk verband. In de ene alinea heeft de schrijver het over een gevolg en in de tweede alinea geeft hij enkele oorzaken daarvan aan.
Je kunt de volgorde ook omdraaien:
Oorzaken: Achteruitgang van garnalenstand, toename van jonge kabeljauwen en afname van overbeviste haringen.
Gevolg: Teruggang van het aantal zeehonden voor de Belgische kust.
Het oorzakelijk verband kan dus op twee manieren voorkomen in een tekst: oorzaak – gevolg én gevolg – oorzaak.
Mocht je twijfelen over wat nu de oorzaak is en wat het gevolg, maak dan een zin met ‘daardoor’. Vergelijk bijvoorbeeld: ‘Ik heb niet gegeten; daardoor heb ik honger’ met ‘Ik heb honger; daardoor heb ik niet gegeten’. Het tweede voorbeeld klopt duidelijk niet.
Geef het oorzakelijk verband met de volgende signaalwoorden aan: daardoor, hierdoor, doordat, zodat, dientengevolge, daaruit volgt, de oorzaak hiervan is, wordt verklaard door, hangt samen met, leidt tot, zal tot gevolg hebben. Het oorzakelijk verband kan goed samengaan met een opsomming. Je kunt bijvoorbeeld in plaats van één oorzaak twee of meer oorzaken van een bepaald verschijnsel geven. Elke vervolgalinea bevat dan een andere oorzaak.
5 Argumenterend alineaverband
Een voorbeeld:
Alinea 1: Ik vind dat er in België nog steeds wordt gediscrimineerd. (Stelling)
Alinea 2: Gisteren zag ik op de televisie dat er voor een Turkse familie geen plaats was in een restaurant, terwijl er vijf minuten later wel een tafel vrij was voor een Vlaams gezin. (Argument)
Hier is sprake van een argumenterend verband tussen alinea 1 en 2. Alinea 1 bevat een stelling en alinea 2 een argument waarmee die stelling wordt verdedigd.
Bij argumenterende verbanden kun je de volgorde ook omdraaien. Alleen is er dan geen sprake van een stelling, maar van een conclusie.
Argument: Het bewijzende voorbeeld van de Turkse en Vlaamse familie voor wie geen/wel plaats was in een restaurant.
Conclusie: Er wordt nog steeds gediscrimineerd in België.
Signaalwoorden bij de volgorde stelling – argument zijn onder andere: namelijk, want, immers. Bij argument - conclusie horen bijvoorbeeld: dus, hieruit volgt, concluderend. Om je argumentatie sterker te maken, kun je meer dan één argument voor je stelling geven. Bijvoorbeeld:
Alinea 1: Het openbaar vervoer moet bevorderd worden (stelling).
Alinea 2: Dat is goed voor het milieu (argument 1).
Alinea 3: Het zakelijke verkeer wordt dan minder gehinderd door het woon- werkverkeer (argument 2).
In dat voorbeeld zijn alinea 2 en 3 argumenterend verbonden met alinea 1. Maar alinea 2 vormt een opsommend alineaverband met alinea 3.
6 Toegevend alineaverband
Een voorbeeld:
Alinea 1: Ik geef toe dat er over bepaalde vormen van genetische manipulatie bij planten en in mindere mate bij dieren een zekere kennis voorhanden is. (Toegeving)
Alinea 2: Toch wijs ik het manipuleren van chromosomenmateriaal bij mensen van de hand, want we weten nog veel te weinig van DNA-technologie en de effecten daarvan op lange termijn. (Stelling en argumenten)
In alinea 1 geeft de betoger toe dat er een tegenargument tegen zijn stelling is te noemen. Maar dat tegenargument weegt volgens hem minder zwaar dan zijn eigen pro-argumenten. Daarom handhaaft hij zijn stelling. Argumentaties krijgen dan de volgende vorm:
Hoewel X, vind ik Y, want Z.
(Toegeving) (Stelling) (Argument(en))
Tussen alinea 1 en alinea 2 is dan een toegevend alineaverband. Gebruik bij dat verband signaalwoorden als: ik geef toe dat, toch, hoewel, ondanks het feit dat, desalniettemin, ook al, hoe het ook zij, ofschoon.
7 Voorwaardelijk alineaverband
Een voorbeeld:
Alinea 1: Je mag die zomer met vakantie. (Mogelijke vervulling)
Alinea 2: Indien je slaagt voor je eindexamen. (Voorwaarde)
Bij een voorwaardelijk alineaverband is er in de ene alinea sprake van een voorwaarde die vervuld moet zijn, wil de uitspraak in de andere alinea (vervulling) mogelijk zijn. Uiteraard kan de alineavolgorde ook andersom.
Gebruik signaalwoorden als: op voorwaarde dat, als/wanneer/indien, tenzij en mits. Wanneer er sprake is van een aantal voorwaarden, kun je een vooruitblik of terugblik toepassen: dat geldt onder de volgende voorwaarden/hierboven heb ik drie voorwaarden genoemd.
8 Probleem-oplossingalineaverband
Een voorbeeld:
Alinea 1: Iedereen weet dat het fileprobleem op de Belgische snelwegen enorm groot is. (Probleem)
Alinea 2: Misschien kan de overheid dat probleem oplossen door de accijns op gas, benzine en diesel sterk te verhogen. (Oplossing)
In alinea 1 stelt de schrijver een probleem, waarvoor hij in alinea 2 een mogelijke oplossing aangeeft. Tussen alinea 1 en 2 is er sprake van een probleem-oplossingverband.
Bij dat verband kun je de volgende signaalwoorden gebruiken: de oplossing hiervoor is, verhelpen met, bestrijden door, beperken door, zorgen voor.
9 Samenvattend alineaverband
Een voorbeeld:
Alinea 1 inleiding + centrale vraag
Alinea 2: Oplossing 1: accijnsverhoging op gas, benzine en diesel.
Alinea 3: Oplossing 2: rekeningrijden op de drukste snelwegen.
Alinea 4: Oplossing 3: kilometerheffing.
Alinea 5: Kortom: er bestaan drie oplossingen voor het fileprobleem, namelijk accijnsverhoging, rekeningrijden en kilometerheffing. (Samenvatting)
In dat voorbeeld heeft de schrijver een samenvattende alinea 5 verbonden met de voorafgaande opsommende alinea’s 2-4. Zo’n korte samenvatting staat meestal aan het einde van de tekst, maar je kunt ook tussentijds het voorafgaande samenvatten in een aparte alinea.
Gebruik de volgende signaalwoorden: samenvattend, kortom, kort gezegd, alles overziend.
10 Concluderend alineaverband
Een voorbeeld:
Alinea 1: Zijn terroristische aanslagen te voorkomen?
Alinea 2: Oplossing 1 werkt niet goed.
Alinea 3: Oplossing 2 werkt niet goed;
Alinea 4: Oplossing 3 werkt niet goed.
Alinea 5: Er is dus geen enkele goede oplossing om terroristische aanslagen te voorkomen. (Conclusie)
Bij een concluderend alineaverband trek je uit de voorafgaande alinea’s een conclusie. Dat gebeurt in alinea 5. Daarin wordt niet iets uit de voorafgaande alinea’s 2-4 herhaald (zoals bij het samenvattende verband), maar er wordt iets uit die alinea’s afgeleid. Vandaar dat het concluderend verband vaak een verschijningsvorm van het argumenterende verband is.
Signaalwoorden zijn bijvoorbeeld: dus, concluderend, uiteindelijk, hieruit kunnen we afleiden, daaruit volgt, de slotsom is dat ...